-
1 paniek zaaien
paniek zaaien -
2 paniek zaaien
paniek zaaienspread panic/alarm -
3 paniek
♦voorbeelden:paniek zaaien • spread panic/alarmin paniek raken • panic, be seized by panicin paniek vluchten • run away in terrorgeen paniek! • don't panic -
4 paniek
-
5 panic
n. paniek; angst; schrik--------v. in paniek raken; verschrikkenpanic1[ pænik] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:to be at panic stations (over something) • (iets) overijld moeten doenget into a panic (about) • in paniek raken (over)————————panic2〈werkwoord; panicked〉1 in paniek raken/brengen ⇒ angstig worden/maken -
6 alarmist
n. paniekzaaier, iemand die voor niets alarm slaat[ əla:mist]♦voorbeelden:be alarmist • paniek zaaien -
7 be alarmist
-
8 spread a panic
-
9 alarmism
n. paniek zaaien
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский